De beste plek ter wereld. Leven in de sloppen van Jakarta. Roanne van Voorst, 2016, uitgeverij Brandt.Je ziet de sloppenwijken wel als je vanaf Sukarno Hatta airport de stad Jakarta binnenrijdt, maar bezoeken, no way. Laat staan er wonen. Antropoloog-student Roanne van Voorst wil het wel maar ervaart geen warm welkom, het lukt haar niet een plekje te vinden in een van de arme kampongs die last hebben van de vele ‘banjirs’ (overstromingen). Door toeval lukt het haar uiteindelijk wel en dan ontstaat er een walhalla aan ervaringen en onderzoeksgegevens die ze zeer toegankelijk presenteert voor de lezer. Onthutsend, zielig, hilarisch maar altijd feitelijk en voor mij als kampong bewoner te Yogya heel herkenbaar. Ze doet uit de doeken hoe de bewoners het geld laten rollen en kwijtraken en vertelt uitgebreid over spaarsystemen. Ze legt de hiërarchie binnen de kampong uit, beschrijft de gotong-royong (samenwerkprincipe), het eten, de corruptie, de man/vrouw verhoudingen, over kruiden, over seksattributen, ach gewoon het dagelijkse leven. Ze gaat uitgebreid en humoristisch in op de ‘wij’ – cultuur van de Indonesiërs en de ‘ik‘- cultuur van de Nederlanders. Het meest opvallende is toch altijd weer het positivisme van de Jakartanen (Of van alle Indonesiërs?) Die blijft intact, ook na ellende zoals brand en de zoveelste overstroming. Wat ik miste in dit vlot geschreven boekje is een uiteenzetting hoe Jakarta nu, met de nieuwe President Joko Widodo, omgaat met overstromingen. Is er kans op verbetering? Zakt de stad nog verder weg? Er zijn nu enorme indam-projecten aan de gang waar Nederlandse bedrijven en technici een voortrekkersrol in vervullen. Een soepele doorstroming van de rivieren is daarbij een van de voorwaarden en vandaar ook de afbraak van de kampong waar de schrijfster zoveel maanden heeft gewoond. Ik vind het een zeldzaam goed boek dat een inkijk geeft over het leven van de armsten in een veel te volle chaotische stad (the big Durian) die jaarlijks meerdere keren geplaagd wordt door gigantische overstromingen die dagen kunnen aanhouden. Tussen twee haakjes, Lizzy van Leeuwen schreef 20 jaar eerder ‘Airconditoned Lifestyles’, ook als participerend-onderzoekende antropologe. Dit boek laat juist de puissant rijke kant van Jakarta zien en biedt dus een mooie contrast. Iets waar Jakarta om bekend om is: een stad van enorme tegenstellingen. Door: Peter Moerbeek
Krakatau; De dag dat de wereld ontplofte, 27 augustus 1883; door Simon Winchester Nederlandse vertaling, uitgave 2005.Oorspronkelijke titel: Krakatoa. The day the world exploded: August 27, 1883; uitgave 2003 Op 27 augustus 1883 barste de vulkaan Krakatau in Indonesië uit. Het was niet zomaar een uitbarsting: de vulkaan, gelegen in de zeestraat tussen Java en Sumatra, knalde zo enorm uit elkaar dat er van het oorspronkelijke vulkaaneiland nog maar weinig overbleef. Dit was, na de uitbarsting van de Tambora-vulkaan in 1815, al de tweede super-eruptie in de 19de eeuw in Indonesië met een wereldwijde impact. In 2015, 200 jaar na dato, schreef Philip Dröge een uitmuntend boek over de uitbarsting van de Tambora-vulkaan op Sumbawa. Dat was voor mij aanleiding om ook het boek van Simon Winchester uit 2003 over de Krakatau-eruptie te (her)lezen. Wat meteen opvalt is een groot verschil in omstandigheden tussen beide vulkaanerupties. De Tambora-vulkaan ligt op Sumbawa, in een deel van de archipel waar toen maar weinig mensen woonden en waar het Nederlandse bestuur begin 19de eeuw ook maar mondjesmaat aanwezig was. Een gebrek aan communicatiemogelijkheden, zowel binnen Nederlands-Indië als tussen Nederlands-Indië en de rest van de wereld, zorgde ervoor dat eigenlijk niemand iets wist van de enorme uitbarsting. De Krakatau-vulkaan daarentegen ligt in een gebied dat toen al dichtbevolkt was en midden in een zeestraat die in de 19de eeuw functioneerde als drukste vaarroute van de archipel. Ooggetuigenverslagen van de eruptie van de Krakatau kunnen we nu nog steeds nalezen. Nieuwe communicatiemiddelen (onder andere telegraaflijnen) zorgden ervoor dat het nieuws van de mega-eruptie binnen korte tijd over de hele wereld bekend was. Wat beide gebeurtenissen gemeen hebben is dat er toen weinig kennis was over de oorzaken van vulkaanerupties en dat men al helemaal geen zicht had op de soms verrassende gevolgen van dit soort super-uitbarstingen en de enorme geografische reikwijdte hiervan. In zijn boek over de eruptie van de Krakatau richt Winchester zich voornamelijk op een beschrijving van de gebeurtenissen in 1883. Zijn achtergrond als geoloog komt duidelijk naar voren in de gedetailleerde uitleg over het ontstaan en de werking van vulkanen, en de wetenschapsontwikkeling die hiermee samenhangt. Zijn historische en sociaal-maatschappelijke inbedding is minder geslaagd: de auteur bewandelt regelmatig overbodige zijwegen waardoor je als lezer de rode draad kwijtraakt. Daarnaast staan zijn beschrijvingen vol met suggestieve generalisaties, waar toch flink wat vraagtekens bij gezet kunnen worden. Wellicht dat de Engelse ‘tongue-in-cheek’ humor niet tot zijn recht komt in de Nederlandse vertaling. Kortom: waar Dröge zich richt op een beschrijving van de vaak verrassende gevolgen van de Tambora-eruptie op allerlei gebied en verspreid over de aarde, beperkt Winchester zich tot een conservatievere benadering. Zijn boek is een bijzonder informatieve, levendige en begrijpelijke beschrijving van de Krakatau-eruptie van 1883, in al zijn aspecten en geplaatst in een historische context. Een leesbaar en informatief boek dus, maar weinig verrassend. Emile Leushuis, augustus 2015
De schaduw van Tambora; de grootste natuurramp sinds mensenheugenis; Philip Dröge, 2015Precies 200 jaar geleden, op 10 april 1815, vond de grootste vulkaanuitbarsting uit de recente wereldgeschiedenis plaats: op het eiland Sumbawa in het oosten van het huidige Indonesië. De vulkaan Tambora knalde toen letterlijk uit elkaar, waarbij de gehele bovenkant in rook opging. Er kwam zoveel vulkanisch materiaal in de atmosfeer, dat dit wereldwijd dramatische gevolgen had. In dit boek beschrijft Dröge deze gevolgen tot in detail. Sommige daarvan liggen voor de hand, zoals verwoestingen in de directe omgeving en tsunami’s in de Indonesische archipel. Verder van huis vonden er echter gebeurtenissen plaats die veel verrassender zijn, zoals een klimaatsverandering in Europa (“het jaar zonder zomer”) en de uitvinding van de fiets. Ieder hoofdstuk in het boek vormt een verhaal op zich, gebaseerd op lokale bronnen en geschriften. Sommige onderwerpen lijken ver gezocht, maar telkens komt het verhaal weer terug bij de rode draad, namelijk de uitbarsting van de Tambora. Als lezer reis je mee op de wolk vulkaanstof, die zich langzaam over de aarde verspreid en steeds weer mens en natuur op een andere manier beïnvloedt. Het boek is in vlotte stijl geschreven, op de rand van journalistiek en wetenschap, en vol details en beeldende anekdotes. Een feest om te lezen en een echte aanrader. Emile Leushuis, april 2015
Pionieren op Java; De Preanger Rubber Maatschappij onder Amsterdamse regie 1909-1957; Peter Hellema; Walburg Pers, 2014Plantages zijn altijd de ruggegraat van de Nederlands-Indische economie geweest. In de 17de eeuw begon dit met nootmuskaatplantages op het eiland Banda in de Molukken, in de 18de eeuw kwam koffie en in de 19de en 20ste eeuw volgden onder andere thee, kina, suikerriet, rubber, palmolie en cacao. Kennis van de plantage-economie is dus noodzakelijk om het verhaal van Nederlands-Indië te begrijpen. “Deze bedrijfsbiografie is mogelijk exemplarisch voor veel bedrijven die in deze periode in Nederlands-Indië actief waren”, zo staat er op de achterkant van het boek. Mijn nieuwsgierigheid was hiermee gewekt. Uit de inleiding blijkt dat de auteur aan dit onderwerp begon door een koffer die hij toevallig in handen kreeg. Hierin zaten stukken over een rubberplantage op Java. Na verdere bestudering besloot hij dit boek te baseren op het gedetailleerde archief van De Preanger Rubber Maatschappij, dat zich in het Nationaal Archief bevindt. Ondanks de opmerking dat het exemplarisch zou zijn, wordt helaas nergens in het boek de casus geplaatst in de grotere context van de Nederlands-Indische plantage-economie. De tekst verzandt daardoor al snel in een chronologische opsomming van feiten, productiecijfers en personeelswisselingen, die op deze manier weinig relevantie hebben. Over sommige zaken, zoals over de verschillende soorten rubberbomen die werden geplant, zou je juist iets meer achtergrondinfo willen hebben, maar daar wordt dan niet over uitgeweid. Het meest interessante deel vormt de Japanse tijd, omdat hier duidelijk wordt gemaakt hoe het Japanse bestuur omging met plantages in Nederlands-Indie. Verder kon het boek mij helaas weinig boeien. Emile Leushuis, april 2015
SOEBATTEN, SARONGS en SINJO’sOnder de vele taalboekjes die er de laatste jaren uitkomen, vinden we er ook een paar over het Indisch Nederlands en het Nederlands in Indonesië. Ik denk aan Joop van den Bergs Soebatten, sarongs en sinjo’s (Bzztôh, Den Haag, 1990), aan Petjoh. Indisch Woordenboek, de woordenlijst van Fred S. Loen (Uitgeverij Insulinde, Rotterdam, 1994), en aan het boekje Ongkos Gratis (T.Z. Warung Bambu, Breda, 1995). Een aardige aanvulling hierop wordt nu geboden in Derk Jan Eppinks De stille kracht van taal. Over de wederzijdse beïnvloeding van het Nederlands en het Indonesisch. Dit boekje wil laten zien, wat voor lexicale sporen het verkeer tussen Nederlanders en Indonesiërs in de loop der eeuwen in beide talen heeft nagelaten. Enerzijds zijn er Maleise woorden in het Nederlands doorgedrongen, zoals pienter, amper, soebatten, bakkeleien, piekeren, klewang, kras en branie. Anderzijds zijn er Nederlandse woorden in het Indonesisch terecht gekomen, zoals ongkos, pensiun, knalpot, tante, gratis, potlot en spanduk. Dit ruilverkeer is altijd een ongelijke affaire geweest: terwijl het Nederlands zo’n 500 woorden aan het Indonesisch ontleend heeft, zijn er omgekeerd ruim tien keer zo veel Nederlandse woorden in het Indonesisch terechtgekomen. Dit blijkt ook duidelijk uit de twee woordenlijsten die Eppink achterin zijn boek heeft opgenomen, één met ruim tachtig van oorsprong Maleise woorden in het Nederlands (van amokmaker tot toko), en een veel langere, met zo’n 1800 Indonesische woorden van Nederlandse komaf (van abatoar tot zeni (genie)). In een serie thematische hoofdstukjes laat Eppink de verschillende levensgebieden de revue passeren waar deze Nederlandse invloed te vinden is. Bij eten en drinken vinden we in het Indonesisch woorden zoals bir, en buncis (boontjes). Opvallend is dat de woorden voor kaas en boter nu juist aan het Portugees ontleend zijn (mentega, keju), evenals de woorden voor kerk en school (gereja, sekolah), terwijl de vloek Hotperdom weer uit het Nederlands komt. Woorden voor zaken uit het Westen zijn vaak via het Nederlands in het Indonesisch terecht gekomen, op allerlei gebied: moderne techniek (listrik, kulkas, ritsleting), kleding (rok, kaus, dasi), gezondheidszorg (apotik, asien, resep, opname), het verkeer (stasiun, bis), woningbouw en inrichting (kamar, plafon, mebel), recht en orde (polisi, vonis, formulir, instansi), leger en bestuur (kapten, letnan, resimen, parlemen, menten). Daarnaast zijn er ook typisch koloniale woorden, zoals babu, maresose (marechaussee) en persbreidel. In omgekeerde richting zijn vooral veel woorden op culinair gebied in het Nederlands opgenomen: ketjap, sambal, sale en kroepoek. Daarnaast vinden we toch ook vrij wat algemeen gangbare woorden zoals senang en soesah – en zelfs ben ik een paar jaar geleden eens in een hoofdredactioneel commentaar van de NRC Handelsblad het woord moesjawara tegengekomen, als aanduiding voor Haagse politieke palavers. Eppink noemt daarnaast ook een paar Maleise woorden die in het Afrikaans terecht zijn gekomen: Baje (banyak), piesang (pisang, banaan), en piering (piring, bord). In de loop van zijn verhaal geeft Eppink in anekdotische vorm toelichting op de klankveranderingen die er hebben plaatsgevonden: Rijbewijs werd rebewes, koffie werd kopi, strijken setrika, en voorschot persekot. Ook noemt hij enige Indonesische leenvertalingen, die (na het verbod op het Nederlands) voor Nederlandse woorden in de plaats kwamen. Zo werd ‘samenwerking’ vervangen door kerjasame. Omdat de aandacht in dit boekje vooral gericht is op wat er nog in Indonesië te vinden is, is dit boekje vooral interessant voor de vele Nederlanders (tegenwoordig zo’n 150.000 per jaar) die daarheen reizen en daar nog redelijk wat taalmateriaal van Nederlandse herkomst kunnen aantreffen: de rekening in een restoran, de karcis voor de bioskop, de sopir die voor een reparasi van de persneling een nieuw ondordil bij de garasi gaat halen, het kantor pos, en de praktek dokter. Door deze woorden hardop uit te spreken, worden ze een stuk herkenbaarder, en dat biedt vaak een aardig tijdverdrijf op reis door de archipel.
Daar werd wat gruwelijks verricht, slavernij in Nederlands-Indië; door Reggie Baay, 2015Niets is natuurlijk makkelijker dan terugkijken naar het verleden, om vervolgens moralistisch met het vingertje te gaan zwaaien. Soms moeten zaken in een tijdsbeeld worden geplaatst om neutraal te kunnen oordelen. Maar met dit boek weet auteur Reggie Baay op overtuigende wijze aan te tonen, juist door te plaatsen in een tijdsbeeld, dat het met recht de titel ‘Daar werd wat gruwelijks verricht’ draagt. Al in de 17de en 18de eeuw blijken tijd- en landgenoten grote vraagtekens te zetten bij de alomtegenwoordige praktijk van slavernij in Nederlands-Indië. Ook in de 19de en 20ste eeuw bleef slavernij in verschillende vormen bestaan in Indië, ondanks krachtige protesten van individuen in Nederland en andere landen in de wereld. En daar komt nog eens bij dat in moederland Nederland sinds lange tijd al hele andere regels golden, waarbij vormen van slavernij zoals gebruikelijk in Indië niet acceptabel waren. Baay beschrijft de slavernij in Nederlands-Indië door de eeuwen heen, van het moment dat de VOC op het toneel verschijnt tot het begin van de Tweede Wereldoorlog. Hij doet dit grotendeels aan de hand van primaire bronnen: verslagen van rechtszittingen en uitspraken, publicaties, dagboeken en geschriften. De geciteerde teksten zijn bijzonder beeldend, soms gruwelijk, soms vermakelijk, maar maken meteen duidelijk waar het over gaat. En tegelijkertijd krijg je als lezer een heel geloofwaardig tijdsbeeld voorgeschoteld, wat een extra dimensie geeft aan dit boek. Een geslaagd boek dus, waarmee je een nieuw inzicht krijgt in onze koloniale geschiedenis. Het is helaas een deel van onze nationale geschiedenis dat niet tijdens een gemiddelde geschiedenisles op de middelbare school wordt onderwezen. Emile Leushuis – februari 2015
Rimbaud in Java, the lost voyage; door Jamie James, 2011 In 1876 bracht Frankrijk’s bekendste en meest controversiële dichter Arthur Rimbaud enkele weken door in Salatiga, Midden-Java (Indonesië). Hoewel iedere gebeurtenis uit het korte leven van Rimbaud, hij stierf op 37-jarige leeftijd, tot in detail is beschreven en eindeloos geanalyseerd, is er over zijn korte periode in dienst van het Koninklijk Nederlands-Indische Leger (KNIL) nagenoeg niets bekend. Rimbaud was zijn hele leven een fanatiek briefschrijver, maar over de tijd die hij doorbracht in Indonesië liet hij geen letter op papier na. Door sommige Rimbaud-watchers wordt zelfs in twijfel getrokken of deze episode wel echt heeft plaatsgevonden. Rimbaud was namelijk een groot fantast, die geen mogelijkheid onbenut liet om zijn leven nog controversiëler te maken. Geïntrigeerd door dit mysterie heeft auteur James een interessant boek samengesteld, waarin hij “de verloren reis” van Rimbaud in een ruime context plaatst. Het boek gaat niet over Rimbaud’s poëzie, en kennis hiervan is beslist niet noodzakelijk. Het begint met een korte beschrijving van het rebelse leven van Rimbaud, die zijn tijd ver vooruit leek te zijn. Daarna richt de auteur zich op de reis naar Java. Omdat er nauwelijks bewijzen of verslagen van eerste hand bestaan, maakt de auteur gebruik van verhalen van lot- en tijdgenoten, verrassend genoeg voornamelijk uit niet-Nederlandse bronnen. De lezer krijgt hiermee enkele passages voorgeschoteld die onbevooroordeeld en uiterst beeldend zijn, onder andere over het verblijf in Harderwijk, waar rekruten van het KNIL werden verzameld, de overtocht naar Nederlands-Indië, de aankomst in Batavia, verscheping naar Semarang, de treintocht naar Tuntang en tenslotte de mars van twee uur naar de barakken in Salatiga. Na twee weken deserteert Rimbaud uit Salatiga en slaat hij op de vlucht. Hoe hij vanuit Java terugkeert naar zijn geboortedorp in Frankrijk is nog steeds een groot raadsel, waar tegenstrijdige verklaringen van tijdgenoten alleen maar aan hebben bijgedragen. Het grootste mysterie is echter waarom Rimbaud tekende voor het KNIL en bereid was naar Java af te reizen. Was het een vlucht uit Europa of was het de romatiek van het Verre Oosten die hem riep? In het laatste hoofdstuk probeert de auteur hier licht op te werpen, aan de hand van een verhandeling over het Europees oriëntalisme van de tweede helft 19de eeuw. ‘De Oriënt’ betrof een gebied waar niet alleen Noord-Afrika en het Midden-Oosten (waar Rimbaud zijn laatste jaren in Aden zal slijten) onder vielen, maar ook het afgelegen Indonesië. Indonesië lag letterlijk en figuurlijk aan de rand van dit wereldbeeld, en misschien is dat wel wat ‘rebel-at-heart’ Rimbaud zo aantrok. Een heerlijk boek om te lezen (in het Engels), zowel vanwege het levensverhaal van Rimbaud als de levendige beschrijvingen van een onbekend deel van de Nederlands-Indische geschiedenis. Emile Leushuis / januari 2015
Indonesia etc., exploring the improbable nation; door Elizabeth Pisani, 2014Soms lees je zo’n boek waardoor je eigenlijk nog maar een ding wilt: Alles neerleggen, zelfs nog voor je de laatste pagina hebt omgeslagen, een tas pakken en er op uit trekken. Niet eens zozeer om naar dezelfde plekken af te reizen als in het boek of om dezelfde dingen te doen, maar meer om ook dat bijzondere gevoel van vrijheid te ervaren, een vrijheid die verbonden is met diepe inzichten en een intense en betekenisvolle verbintenis met plaats en tijd. Bij het lezen van het boek van Pisani overviel mij dit gevoel al na de eerste paar bladzijden. Het is zonder twijfel het beste boek over Indonesie dat ik de afgelopen jaren heb gelezen. Niet alleen is het van begin tot eind een en al herkenning, maar ook voegt het veel nieuwe inzichten toe. In razende vaart vat ze in het eerste hoofdstuk de geschiedenis van Indonesie samen, met nadruk op het moderne deel. Daarna legt ze haar reisplannen uit: Op pad gaan langs de randen van dit immense land om te zien hoe de nationale slagon “eenheid in verscheidenheid” er in het echt nu eigenlijk uitziet. Ze is met name geinteresseerd in de tegenstelling tussen de centrale staat (lees: Jakarta) en de regio’s van het land, die na een paniekerige en gehaaste staatshervorming van 15 jaar geleden ineens veel meer beslissingsmacht (en geld) in hun schoot geworpen kregen. Het bijzondere van dit boek is dat ze dit verhaal niet verteld aan de hand van een saaie opsomming van feiten (zo zou het boek eruit zien wanneer het vanuit Jakarta was geschreven), maar juist door middel van verhalen uit de regio’s, voornamelijk vanuit de randen van het land. Het zijn grotendeels persoonlijke verhalen van de lokale bevolking, waarin de auteur zelf ook nog eens prominent aanwezig is. Maar hoewel ze zelf een grote rol speelt gaat het nergens echt over haar, ze is slechts een instrument om het ingewikkelde verhaal van het moderne Indonesie te vertellen. Het geheel is luchtig, persoonlijk en klein geschreven, maar hiermee weet ze een maximaal effect te bereiken. Een aanrader voor iedereen die het moderne Indonesie wil begrijpen. En het zou verplichte kost moeten zijn voor iedere Indonesier die een publiek ambt ambieert. Ps. Er is een website www.indonesiaetc.com en ook een e-book uitgebracht. De website is nogal politiek getint en wordt continue ge-update. Het e-book is een uitgebreidere versie van het gedrukte boek. Emile Leushuis/ november 2014
Solitude, een Indische familiegeschiedenis; door Jeroen Thijssen, 2014‘Je begeeft je in een wespennest’, was de eerste gedachte die ik had toen ik las dat de auteur een Indische familiegeschiedenis schreef, die ook nog eens grotendeels in Nederlands-Indië/Indonesië is gesitueerd, zonder dat hij zelf een Indische achtergrond heeft of op z’n minst een flinke tijd in het land heeft doorgebracht. In Nederland zijn zoveel mensen die uitgebreide kennis hebben van het land, en dit ook graag laten weten, dat je al snel het risico loopt op allerlei bijzaken te worden afgerekend. En precies die bijzaken begonnen mij tijdens het lezen van deze roman steeds meer te storen. Het verhaal van een familiedrama, dat zich over drie generaties en twee continenten steeds lijkt te herhalen, is zeker kundig uitgewerkt. Stukje bij beetje laat de auteur iets los van het ontluikende verhaal, waarbij je nieuwsgierig blijft naar wat er zal volgen. Maar wat gaandeweg steeds meer opvalt is, dat de auteur zijn huiswerk niet goed heeft gedaan. Opvallende fouten in het gebruik van Indonesische woorden (is er niemand bij de uitgever die hier naar kon kijken?), in de historische inbedding (Sukarno en Hatta die volgens het boek al in 1916 in ballingschap vanuit Boven Digoel de onafhankelijkheid propageerden?), en in de beschrijving van alledaagse Indonesische en tropische zaken, worden na verloop van tijd ronduit irritant. Slordig geschreven en duidelijk een gemiste kans. En wat mij nog het meest opviel: de auteur is ongetwijfeld een kundig schrijver, maar is er niet in geslaagd om een geloofwaardige, Indonesisch-tropische sfeer op te roepen. Zelden kwam mij in deze roman een geur van herkenning tegemoet. Daarnaast is de verhouding tussen de delen in de huidige tijd en die in het verleden niet in balans, waardoor ook de climax van de roman, letterlijk in de laatste alinea, niet tot z’n recht komt en eigenlijk weinig interessant meer is. Een spannend verhaal dus, gebaseerd op interessante ideeën, maar slordig uitgewerkt. Emile Leushuis – oktober 2014
De Grote Reis van Prins SoepartoDe grote reis van prins Soeparto; geschreven door raden mas Haryo Soerjosoeparto in 1916, hertaald door Madelon Djajadiningrat en Clara Brinkgreve, 2014 Het boek begint als een normaal reisverhaal, zoals er in die tijd vele werden geschreven. Een reis per boot in het begin van de 20ste eeuw, van Java via het Suez-kanaal naar Nederland. Niets bijzonders eigenlijk, geen diepzinnige bespiegelingen, geen uitzonderlinge gebeurtenissen, alleen een simpele opsomming en beschrijving van havensteden die gepasseerd worden. Ook weinig uitwijding over medereizigers, het wordt bijna saai. Maar het venijn zit ‘m zoals vaak in de staart. Plotsklaps zijn daar twee bespiegelingen. Ten eerste een beschrijving van een akkefietje tussen de schrijver van het reisverhaal en een blanke Nederlander aan boord. Voor het eerst in het verhaal worden de etnische verhoudingen duidelijk: de schrijver is een Javaanse prins die 2de klas naar Nederland reist, de Nederlander een blanke die in Indië is opgegroeid, ook in diezelfde klasse reist, maar zich ver verheven voelt boven deze inlander aan tafel. Een tweede bespiegeling, over het lot van de Javaan, de armoede waarin deze leeft en de noodzaak de Javaan te verheffen, laat de toewijding van de toekomstige vorst Mangkunegara zien. Op het moment van schrijven wist de prins nog geheel niet dat hij ooit vorst zou worden. En hiermee eindigt ook de spanning in het verhaal. Het geheel was geschreven in opdracht van de Commissie van de Volkslectuur en werd in 1916 gepubliceerd. Eigenlijk heel bijzonder dat deze twee bespiegelingen uberhaupt werden opgenomen. De inleiding en het nawoord plaatsen het boek in de juiste context. Het maakt nieuwsgierig naar meer informatie over deze prins die later Javaans vorst zou worden, en de mensen waarmee hij in aanraking kwam. En dat is misschien wel de grootste kracht van het boek. Emile Leushuis/ sept 2014
Reeuwijk, Alexander; Reizen tussen de lijnen, dwars door Indonesië met Alfred Russel Wallace, 2013Is er sprake van een lijn, of toch een zone, en waar lopen de grenzen dan? Dit is misschien wel de hamvraag van dit boek. De auteur reist door Indonesië met de werken van de 19de-eeuwse wetenschapper en ontdekkingsreiziger Alfred Russel Wallace in de hand. Wallace ontwikkelde tijdens zijn reizen door de Indonesische archipel de theorie van een scheidslijn tussen de Aziatische en Australische flora en fauna, de zogenaamde Wallace-lijn. De lijn zou lopen tussen Bali en Lombok en verder tussen Borneo en Sulawesi. Wallace werd hiermee de ‘vader van de biogeografie’. In dit boek reist de auteur langs de plekken waar Wallace zijn theorie ontwikkelde, om te zien hoe het er nu mee voor staat. Een reisboek dus, maar met een wetenschappelijke achtergrond. En dat laatste is goed te merken. Het 19de-eeuwse wetenschappelijk klimaat, met tijdgenoten als Darwin en Weber, wordt op heldere wijze en als een rode draad door het boek uiteengezet. Onderweg komen ook interessante personages aan het woord, die in de huidige frontlinie van de Wallace-lijn opereren. De auteur laat de enorme veranderingen zien, die voornamelijk als gevolg van menselijke activiteiten in korte tijd hebben plaatsgevonden. Maar met de reisbeschrijvingen wil het in dit boek niet echt vlotten. Vaak zijn deze cliché-matig en, wat mij opvalt omdat ik toevallig op de hoogte ben, regelmatig met onjuistheden. Dan vertrouw ik er maar op dat in de rest van het boek, over onderwerpen waarvan ik geen achtergrondkennis heb, niet dezelfde slordigheden voorkomen. Daarnaast is de auteur duidelijk een vogelaar. Als je niets met vogels hebt, dan zijn de uitgebreide beschrijvingen van vogels, vogelgedrag, vogelgeluiden en lijsten met gespotte vogels iets te veel van het goede. De insecten, waar Wallace juist zoveel mee op had, komen er met een enkel stuk over vlinders dan weer erg bekaaid vanaf. Op een bepaald moment is de hoeveelheid informatie over vogels zo uitgebreid, dat het lijkt of de auteur deze reis maakt als excuus om zoveel mogelijk vogels te spotten. Maar dan komt Reeuwijk terug met een prachtig, pakkend en beschrijvend laatste hoofdstuk, wanneer hij op zoek gaat naar de grote paradijsvogel op de Aru-eilanden. Gepassioneerd, persoonlijk, ontroerend en informatief, alles in de juiste verhouding. Je vraagt je af waarom de rest van het boek niet in dit rimte is geschreven. De mooiste alinea van het boek wil ik u niet onthouden: “Zo sta ik de volgende ochtend, vlak voordat ik naar Ambon vertrek, in een volle zweterige collegezaal voor ongeveer honderd studenten en mederwerkers van de universiteit (in Jayapura). Ik vertel over Darwin, Wallace, Indonesië, biogeografie, evolutie en over het nut van reizen, verzamelen en lezen. Na afloop van mijn verhaal is er slecht één vraag, van een meisje dat gedurende het hele verhaal driftig aantekeningen heeft gemaakt: ‘Die evolutietheorie, gelooft u daar eigenlijk zélf in?’” NB. Het boek ‘Het Maleise eilandenrijk’ (originele titel: The Malay Archipelago) van Walllace, waarop bovenstaand boek is gebaseerd, is overigens veel leesbaarder en interessanter, onder andere verkrijgbaar bij reisboekenwinkel De Evenaar in Amsterdam Emile Leushuis / oktober 2014
E. Riphagen, Achter de eeuwige glimlach Verschenen bij Conserve, 2014Luisteren is een levenskunst van ons allemaal, zegt de schrijfster. Het interessant kunnen noteren is ook een kunst en zij slaagt daar wel in. Maar liefst honderd verhaaltjes van Indonesiërs worden opgetekend en deze geven daarmee een achtergrondbeeld van Indonesië welke je niet haalt uit de reguliere reisboeken. Veel van de verhalen hebben een religieuze setting, niet verwonderlijk want de schrijfster is theologe en om die reden kent zij het land goed. Na lezing bekroop mij maar 1 vraag: zijn er geen Indonesiërs die gewoon zomaar gelukkig zijn en niet zo’n heftige achtergrond hebben als de meesten van de geïnterviewden? De zwarte foto’s doen het boek geen goed, ik vraag me zelfs af of de foto’s wel nodig zijn, het gaat om de verhalen immers. Maak dan het boek 2 euro duurder en doe er mooie kleurenfoto’s bij zou ik zeggen; Indonesië is kleur, zwart wit is het er nergens. Peter Moerbeek
Hans Boland, De zachte heldOudere heer bezoekt zijn geboortegrond te Java en raakt verzeilt in een liefdesrelatie die op voorhand kansloos lijkt. Hij reist heen per boot zoals hij ook per boot aankwam in Holland. Mooie flashbacks en hij beschrijft het huidige Indonesie heel goed met interessante taal-uitstapjes. In het tweede deel van het boek wordt het boek wel heel erg persoonlijk als hij tot in de kleinste detail zijn sexuele relatie met zijn Grote Held beschrijft. Ook dan vele bladzijdes over zijn poessie te Amsterdam, had wel wat minder gemogen.Aanrader voor hen die ook verliefd zijn op een Aziaat/aziatische….
Boek ‘Langs de straten van Jakarta’ van Ben KnapenWonderlijke titel voor dit boekje, ruim eenderde gaat op aan interviews met de rijksten der rijken van Jakarta. Wel een ongetwijfeld fascinerend boekje voor hen die denken dat Indonesiërs arm zijn; ja veel, maar de elite is puissant rijk, shockerend rijk zelfs. De inkijkjes in het leven der allerrijksten zijn beslist minder interessant dan de beschrijvingen van hen die leven en werken aan de straat. Hard werken voor 1 of 2 euro per dag dat is het bestaan van werkers op straat. Vooral… Wonderlijke titel voor dit boekje, ruim 1/3 gaat op aan interviews met de rijksten der rijken van Jakarta. Wel een ongetwijfeld fascinerend boekje voor hen die denken dat Indonesiërs arm zijn; ja veel, maar de elite is puissant rijk, shockerend rijk zelfs. De inkijkjes in het leven der allerrijksten zijn beslist minder interessant dan de beschrijvingen van hen die leven en werken aan de straat. Hard werken voor 1 of 2 euro per dag dat is het bestaan van werkers op straat. Vooral de onderkant van de samenleving ontmoeten we hier, alleen de vrouwelijke agente zou misschien tot de middenklasse gerekend kunnen worden. De foto’s zijn afgedrukt op gewoon absorberend boekpapier dus daar blijft weinig fraais van over. De stelling van de schrijver ‘dat je in Azië de mate van publieke gemeenschapszin kunt aflezen aan de kwaliteit van de trottoirs’, vond ik een sterke waarneming, ik denk dat dit klopt en misschien wel geldend voor de hele wereld. Voor hen die gaan wonen of werken in Jakarta kan dit miniboekje een nuttige indruk geven, voor de rest zou ik zeggen een duur boekje (17,90 euro) voor zo weinig tekst en waarvan alle verhalen al eerder verschenen in de NRC. De vraag is ook wat de foto van de schrijver op de laatste pagina, en nog eens op de omslag, toevoegt aan het boekje. Peter Moerbeek
Boek ‘Jakarta aan Zee’ van Wilma van der MatenZou het gewoon bruut geld verdienen zijn met die boekjes die journalisten samenstellen na hun werkperiode in een bepaald land, dat vroeg ik me af na het lezen van een uiterst duur dun boekje met de titel ‘langs de straten van Jakarta’, een collage van oppervlakkige interviews van Jakartanen, geschreven door ex-journalist te Indonesië, Ben Knapen. Dezelfde… Zou het gewoon bruut geld verdienen zijn met die boekjes die journalisten samenstellen na hun werkperiode in een bepaald land, dat vroeg ik me af na het lezen van een uiterst duur dun boekje met de titel ‘langs de straten van Jakarta’, een collage van oppervlakkige interviews van Jakartanen, geschreven door ex-journalist te Indonesië, Ben Knapen. Dezelfde gedachte had ik bij het lezen van dit boekje van ex-correspondent te Indonesië, Wilma van der Maten, dat kwam omdat ik begon met het verhaal van haar partner achterin het boek, een beschrijving van hoe geweldig Jakarta is, maar dan wel in de belevenis van een meer dan welgestelde rijke buitenlander, woonachtig in de duurste buurt van deze stad. Of hij echt verstand heeft van de Indonesische samenleving kunnen we betwijfelen, hij denkt dat er nootmuskaat gaat in de lokale kreteksigaretten en heeft het over een Slangenhuis in plaats van een slakkenhuis als hij het heeft over een megabioskoop in taman mini. Überhaupt dat park aanprijzen getuigd van weinig inschatting van wat een buitenlander interessant zal vinden. Het hoofdstuk daarvoor gaat over een geadopteerd kind door het schrijverspaar. De argeloze lezer die denkt dat hij een boek over Jakarta te lezen krijgt op het verkeerde been zet. Neem daarbij nog de afsluitende foto van dit boekje, een wazig uitzicht vanuit hun pas aangeschafte villa, en je vraagt je toch af of je Weekend leest i.p.v. een serieus boek. Maar… gelukkig, de hoofdstukken van de schrijfster zelf zijn stuk voor stuk lezenswaardig en geven een realistisch beeld van de Indonesische samenleving en dan met name die van Jakarta. Een omissie is dat zij op bladzijde 199 de aardbeving te Yogya een jaar te vroeg laat beginnen. Het eerste hoofdstuk beschrijft enige highlights in en om van Jakarta, dan geschiedschrijving over de PKI en de anti-communistische acties. Dan een hoofdstuk over de Chinezen in Indonesië die al vanaf de Nederlandse tijd gepest worden, een hoofdstuk over de presidenten inclusief de huidige SBY. Verder over corruptie, Soeharto, Timor, Munir, de bomaanslagen en vooral ook over de Islam met haar uitwassen. Veel geschiedschrijving en interviews. De schrijfster heeft tropenjaren achter de rug, heel wat meegemaakt (tsunami, bomaanslagen, aardbevingen, presidentwisselingen, dramatische etnische conflicten) en toch is ze trots en blij met dit land. Een wonderlijk verschijnsel waarin ik mij zelf herken; wat een krankzinnig chaotisch gek land, en toch ook wat een schoonheid en een warmte. Peter Moerbeek – mei 2008